Managen van soorten laat natuur gedijen

Stel je wilt als woningcorporatie woningen verduurzamen, maar er nestelen beschermde huismussen onder de dakpannen? Hoe kun je de renovatie dan succesvol uitvoeren zónder de natuur te verstoren? ‘Door vooraf een soortenmanagementplan op te stellen’, weet Omgevingsadviseur Natuur Sjoerd van der Zon. ‘In zo’n plan spreek je af hoe je natuurbescherming koppelt aan de uitvoering van bouw- en renovatieplannen.’ De eerste ervaringen met de gebiedsgerichte aanpak smaken naar meer.

Het maakt niet uit of je een projectontwikkelaar, particulier of woningcorporatie bent: ga je in een gebouwde omgeving (ver)bouwen, slopen of verduurzamen, dan heb je altijd met de Wet Natuurbescherming te maken. De wet beoogt de verschillende planten- en diersoorten te beschermen en biodiversiteit te behouden. ‘Zo mogen zeldzame planten en beschermde dieren als de vleermuis, huismus en gierzwaluw niet verdwijnen’, vertelt Sjoerd van der Zon, werkzaam bij de afdeling Regulering Leefomgeving van de Omgevingsdienst Noord-Holland Noord. ‘Als je gaat verbouwen of er worden bestaande woningen verduurzaamd, moet je daarmee rekening houden. Je mag bijvoorbeeld nooit verblijfplaatsen van beschermde dieren wegnemen zónder dat je hen een alternatief biedt. Je ben verplicht om soortbeschermende maatregelen te nemen.’

Menigeen kan hierdoor voor een verrassing komen te staan. Veel mensen weten namelijk niet dat hun bedrijf of huis ook wordt bewoond door beschermde diersoorten. Vleermuizen zitten bijvoorbeeld vaak in spouwmuren, terwijl de gierzwaluw en huismus graag onder dakpannen kruipen.


Integraal en gebiedsgericht

Vroeger werd voor elk verbouwingsproject apart onderzoek gedaan naar de impact ervan op flora en fauna en welke specifieke natuurbeschermende maatregelen er moesten worden genomen. Maar zo’n onderzoek kost niet alleen geld, het is ook erg tijdrovend. ‘We staan in Nederland aan de vooravond van een enorme verduurzamingsopgave. Daarom is het niet wenselijk om voor elk los project of perceel een half tot driekwart jaar natuuronderzoek te doen voor het afgeven van een vergunning.’

Het goede nieuws is dat er een manier is  bedacht om op een integrale en gebiedsgerichte manier verbouwings-, sloop- en verduurzamingsprojecten aan te pakken. ‘Al deze projecten en veranderingsprocessen worden hierbij, in relatie tot de soortenbescherming, op een slimme manier geregeld. Dat gebeurt via het instrument soortenmanagementplan, kortweg SMP.’Foto van Sjoerd van de Zon voor een nieuwbouwproject
 

Als een kookboek

Met dit instrument wordt er op een breed gebiedsniveau naar de situatie gekeken. ‘In de provincie Noord-Holland, waar ik werkzaam ben, regelen we deze plannen het liefst op gemeentelijk niveau. Dus voor iedereen binnen dezelfde gemeente, of je nu een particuliere woningbezitter, een woningcorporatie of een ondernemer bent, geldt hetzelfde SMP’, geeft Van der Zon aan. ‘Je kunt het vergelijken met een kookboek waarin bij een gerecht stap voor stap staat beschreven wat je moet doen om tot het gewenste eindresultaat te komen. Via een aantal vaste werkwijzen wordt aangegeven hoe je op een verantwoorde wijze met beschermde soorten moet omgaan en hoe je, stap voor stap door het gehele proces komt.’


Twee vliegen in één klap

Wat er in zo’n SMP staat, legt Van der Zon uit aan de hand van een praktijkvoorbeeld. ‘In  een te verduurzamen woningblok in Hilversum nestelden huismussen. De woningcorporatie wilde graag in het voorjaar gaan verbouwen. In het SMP staat dat je dan vóór 1 maart moet starten met het natuurvrij maken van het gebouw. Je moet de mus daarbij ontmoedigen om zijn nest juist daar te gaan maken. Tegelijkertijd moet je alternatieven bieden. Bijvoorbeeld door het elders plaatsen van nestkasten. Bovendien moest de corporatie tijdens de renovatie zó te werk gaan, dat de huismus ná het verduurzamen weer kan terugkeren in het woningblok. Met deze aanpak sla je uiteindelijk twee vliegen in één klap. Ten eerste heb je de woningen verduurzaamd en daarnaast houd je de biodiversiteit in stand.’


Advies en meedenken

Het kan natuurlijk gebeuren dat een woningcorporatie niet precies weet wat er nodig is voor alternatieve nestmogelijkheden of vastloopt op andere SMP-criteria. Dan komt de meerwaarde van Sjoerd van der Zon en zijn collega’s om de hoek kijken. ‘Als Omgevingsdienst Noord-Holland Noord zijn we niet alleen betrokken bij het vooraf verlenen van de vergunning of aan het toetsen, ook bij het opstellen van het SMP adviseren wij de initiatiefnemer graag. Bij onze rol hoort juist óók het meedenken, meewerken en meekijken hoe het totale proces optimaal kan verlopen. Zo komen we uiteindelijk sámen tot een goed SMP, waarin we proberen te vatten wat het beste werkprotocol is.’
 

Mooie voordelen

Het instrument heeft in 2018 in Noord-Holland haar intrede gedaan en inmiddels is Van der Zon overtuigd van de meerwaarde van dit instrument. ‘De aanpak is een mooie verbetering. Als het plan eenmaal is opgesteld, heeft de initiatiefnemer een duidelijk beeld van wanneer hij wat en hoe kan gaan doen. De bouwer of aannemer kan daardoor vanaf het begin een heldere planning uitrollen, wat zijn werkproces efficiënter maakt.’ Hij wijst erop dat dankzij deze werkwijze ook de toezichthouders van de omgevingsdienst weten wanneer er wat gedaan wordt. ‘Dit maak het bouwproces voor hen beter volgbaar en meer inzichtelijk. Zo kunnen toezichthouders gericht langskomen voor de diverse controles om te checken of alle stappen uit het SMP netjes worden uitgevoerd. Bovendien zijn er tussentijds evaluaties van ‘Joh, hoe gaat het? Wat vinden we ervan?’ Dit betekent dat je de samenwerking, die je vooraf met elkaar hoopt te bereiken, daadwerkelijk realiseert én behoudt. Dat is wat we als omgevingsdienst in het verleden wat minder deden, maar waar we als organisatie meer naartoe willen.’
 

Pilot

Om het gebruik van SMP’s verder te optimaliseren, is Omgevingsdienst Noord-Holland Noord samen met de provincie en een aantal gemeenten afgelopen een pilot gestart. ‘We willen het soortenmanagementplan nóg toegankelijker en beter maken. Bovendien kijken we of de aanpak nog breder toepasbaar is. De resultaten hierover moeten eind 2022 bekend zijn.’

 

Terug naar de nieuwsbrief