Bodem en de Omgevingswet
Per 1 januari 2024 is de Omgevingswet (Ow) in werking getreden. De invoering van deze nieuwe wet is een overwegend beleidsneutrale wijziging, waarbij verschillende wetten en besluiten zijn gebundeld tot één wet. Toch zijn er de nodige veranderingen, ook binnen het thema bodem. Een kleine selectie van enkele belangrijke wijzigingen:
Gemeenten bevoegd gezag
Waar in ons werkgebied naast de provincie Noord-Holland en de gemeente Alkmaar bevoegd gezag waren voor verontreinigingen in het kader van de Wet bodembescherming (Wbb), zijn onder de Omgevingswet alle gemeenten bevoegd gezag voor verontreinigingen in de vaste bodem. Dit geldt alleen niet voor locaties waar het zogenaamde overgangs¬recht van toepassing is. Deze verontreinigingen blijven bij de ‘oude’ bevoegde gezagen.
Onderscheid Omgevingswet en overgangsrecht
Per 1 januari 2024 wordt onderscheid gemaakt tussen locaties die vallen onder het overgangsrecht van de Wet bodembescherming (Wbb) en locaties die onder de Omgevingswet vallen. Steeds moet worden beoordeeld welk wettelijk kader van toepassing is op het graven of saneren van de bodem.
- Als voor 1 januari 2024 een saneringsplan is ingediend dan vindt sanering plaats volgens de Wet bodembescherming.
- Als voor 1 januari 2024 een sanering is afgerond en een restverontreiniging is achtergebleven dan blijft de Wet bodembescherming van toepassing op de restverontreiniging tenzij de sanering is uitgevoerd onder BUS en geen sprake was van een spoedlocatie
- Aanvragen en meldingen op grond van de Wet bodembescherming kunnen worden ingediend via onze pagina Meldingsformulieren
- In het verplichte vooronderzoek conform NEN 5725 voor graafwerkzaamheden moet duidelijk aangegeven worden of er sprake is van overgangsrecht en eventuele nazorg. Informatie hierover is te vinden in het bodemloket van de OD NHN via Rapportagemodule
- Bij graafwerkzaamheden zoals het leggen of aansluiten van kabels en leidingen, ondergrondse containers of boomplantgaten moet u voldoen aan de regels voor graven in de bodem in de Omgevingswet, ook op overgangsrechtlocaties. Dat betekent dus een melding voor de activiteit graven boven interventiewaarde, en geen BUS melding. Een aanwezige nazorgmaatregel zoals leeflaag of verhardingslaag moet u in stand houden of herstellen. In de melding en informatieplicht voor de activiteit graven moet worden vermeld hoe dit wordt gedaan.
- Gaat u andere graafwerkzaamheden uitvoeren op een overgangsrechtlocatie neem dan vooraf contact op met de ODNHN.
- Als met het graafwerk een leeflaag of duurzame afdeklaag wordt doorbroken maar in omvang minder is dan 25 m3 moet dit per e-mail gemeld worden aan bodemtoezicht@odnhn.nl
- Nieuwe gevallen van bodemverontreiniging veroorzaakt na 31 december 1986 en voor 1 januari 2024 vallen onder het overgangsrecht (artikel 13 Wet bodembescherming)
Meldingen milieubelastende activiteiten
Als geen sprake is van overgangsrecht, dan is de nieuwe meldingssystematiek van de Ow van toepassing. Waar tot nu toe de BUS-melding de meest voorkomende melding was, wordt deze plaats waarschijnlijk ingenomen door de mba’s graven en saneren. Per 1 januari kunnen mba’s worden ingediend via het Omgevingsloket, via de Omgevingsloketpagina van IPLO leest u daar meer over.
Bodemonderzoek bij bodembedreigende activiteiten
Bij start of beëindiging van een bedrijf kan een nulonderzoek of een eindonderzoek (voorheen ook wel nulsituatie en eindsituatie-onderzoek genoemd) van de bodem nodig zijn. Het nulonderzoek is bedoeld om de bodemkwaliteit vast te stellen op die plaatsen waar binnen de bedrijfsvoering verontreiniging kan ontstaan. Als uw bedrijfsactiviteiten stoppen, doet u vervolgens een eindonderzoek.
Wanneer nodig?
Onder de Omgevingswet geldt alleen een verplichting voor nulonderzoek bij zogenaamde IPPC-installaties. Voor alle andere bodembedreigende activiteiten adviseren wij om ook de nulsituatie vast te stellen, zodat na beëindiging van een activiteit alleen de verontreiniging die aan de bodem is toegevoegd ten tijde van deze activiteit verwijderd moet worden en niet ook de verontreiniging die daarvoor eventueel al is ontstaan.
Een nulonderzoek richt zich alleen op de stoffen die bij de betreffende bodembedreigende activiteit worden gebruikt.
Eindonderzoek
Bij bedrijfsbeëindiging of beëindiging van een bodembedreigende activiteit moet een eindonderzoek worden uitgevoerd volgens paragraaf 5.2.1 van het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal). De paragraaf Eindonderzoek bodem geldt alleen als dat bij milieubelastende activiteiten in de hoofdstukken 3 of 4 van het Bal staat. Wordt bij het beëindigen van een milieubelastende activiteit niet naar paragraaf 5.2.1 verwezen? Dan is eindonderzoek niet verplicht.
Het eindonderzoek is een herhaling van de nulsituatie, als deze is vastgelegd. De resultaten van beide onderzoeken worden dan onderling vergeleken. Mocht er verontreiniging zijn ontstaan, dan moet u als ondernemer de bodem herstellen tot naar de situatie bij start. Zo wordt ervoor gezorgd dat de bodemkwaliteit niet verslechtert. Dit wordt het stand-still-beginsel genoemd.
Is voorafgaand aan de activiteit de nulsituatie niet vastgelegd, dan moet de bodemkwaliteit worden hersteld tot de kwaliteit zoals die is vastgelegd in de bodemkwaliteitskaart of tot de kwaliteitsklasse landbouw/natuur uit het Besluit bodemkwaliteit.
Nul- en eindonderzoek moeten voldoen aan de eisen van de norm NEN 5740 en moeten worden uitgevoerd onder BRL SIKB 2000 erkenning.
Let op: in paragraaf 5.2.1 van het Bal staat ook de verplichting dat vóór het begin van een nieuwe bodembedreigende activiteit en bij wijzigingen van een bodembedreigende activiteit een plattegrond wordt verstrekt van de locatie waarop is aangegeven waar bodembedreigende stoffen worden gebruikt, gemaakt of uitgestoten.
Besluit bodemkwaliteit
Een belangrijke verandering is dat sinds 1 januari 2024 het toepassen of het opslaan van grond niet meer via het landelijk meldpunt bodemkwaliteit loopt. Het meldpunt is vervangen door het nieuwe Omgevingsloket van het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO), de meldingsportaal van de Ow. Daarnaast zijn er veranderingen in het melden van grondverzet en opslag van grond. Voor het eerst wordt onderscheid gemaakt tussen het doen van een melding per toepassing en een informatieverplichting per partij. Een inhoudelijke verandering is een verruiming van de mogelijkheden voor het verspreiden van bagger op aangrenzend perceel. Sinds 1 januari geldt een afstandsmaat van 10 kilometer.
Risicotoolbox
Deze wijziging is vooral een aandachtspunt voor adviesbureaus. Voor het bepalen van de risico’s van een historische bodemverontreiniging voor bouwplannen, komen drie nieuwe risicomodules (concrit, sanscrit 3 en de risicotoolbox grondwater) beschikbaar. De nieuwe modules zijn aangepast op de nieuwe Omgevingswet, waarin bijvoorbeeld de risicobeoordeling voor grondwater is gewijzigd en de ecologische risico’s zijn komen te vervallen. Op de Risicotoolbox Bodem-webpagina van IPLO vindt u meer informatie.
Meer informatie
Kijk op www.iplo.nl voor meer informatie over dit thema.