Bescherming van dier- en plantsoorten
Nee. Het aanleveren van een ecologisch onderzoek is verplicht. Dat staat beschreven in de ‘indieningsvereisten’. U kunt de indieningsvereisten vinden in hoofdstuk 7 van de Omgevingsregeling. Deze indieningsvereisten geven aan welke informatie en documenten er bij aanvragen aangeleverd moeten worden. Deze indieningsvereisten zijn ook verwerkt in het omgevingsloket. Tijdens het invullen van de aanvraag is er een toelichting te lezen in het omgevingsloket.
Dat is mogelijk. Bij werkzaamheden kunt u te maken krijgen met beschermde dier- en plantsoorten. Niet alleen bij een nieuw project, maar ook als u bijvoorbeeld gaat (ver-)bouwen of een bestaande situatie ingrijpend gaat veranderen. Bij elke ruimtelijke inrichting en ontwikkeling moet u nagaan of uw werkzaamheden een negatief effect kunnen hebben op beschermde dier- en plantsoorten. Volgens de wet mag u geen schade toebrengen aan beschermde dieren of planten. Als er een kans is op schadelijke effecten, kunt u een ecologisch deskundige vragen of die soorten daadwerkelijk voorkomen. Als dat zo is, kunt u ook vragen wat u het beste kunt doen om de schade te voorkomen. Meer informatie over ruimtelijke ontwikkelingen en ingrepen vindt u op deze pagina over ruimtelijke ontwikkeling en ingrepen.
Dat is mogelijk. Bij werkzaamheden kunt u te maken krijgen met beschermde dier- en plantsoorten. Niet alleen bij een nieuw project, maar ook als u bijvoorbeeld gaat (ver-)bouwen of een bestaande situatie ingrijpend gaat veranderen. Bij elke ruimtelijke inrichting en ontwikkeling moet u nagaan of uw werkzaamheden een negatief effect kunnen hebben op beschermde dier- en plantsoorten. Volgens de wet mag u geen schade toebrengen aan beschermde dieren of planten. Als er een kans is op schadelijke effecten, kunt u een ecologisch deskundige vragen of die soorten daadwerkelijk voorkomen. Als dat zo is, kunt u ook vragen wat u het beste kunt doen om de schade te voorkomen. Meer informatie over ruimtelijke ontwikkelingen en ingrepen vindt u op deze pagina over ruimtelijke ontwikkeling en ingrepen.
Ja, dat mag. Voor het plaatsen van kastjes of andere vormen van nest- of verblijfplaatsen heeft u in het algemeen geen vergunning voor het onderdeel natuur nodig. Afhankelijk van bijvoorbeeld locatie kunnen wel andere regels van toepassing zijn.
Het plaatsen van paalkasten als alternatieve verblijfplaatsen heeft niet de voorkeur. Wij keuren dit in principe alleen goed als er geen andere alternatieven mogelijk zijn of in combinatie met kasten aan gebouwen. We maken daarbij onderscheid tussen (meerlaagse) paalkasten en kasten op palen. Kasten op palen keuren wij niet goed als geboden alternatief. Ook is de keuze voor de locatie van de paalkasten van groot belang. Het plaatsen van paalkasten is volgens ons ook niet geschikt als vervanging van kraamverblijfplaatsen of winterverblijfplaatsen.
Het broedseizoen kent geen vaste periode, maar is afhankelijk van de soort, locatie en weersomstandigheden. Het broeden kan dus eigenlijk het hele jaar door plaatsvinden. Meer informatie over broedseizoenen vindt u op deze pagina op onze website.
De resultaten van ecologisch onderzoek zijn drie jaar geldig. Daarna moet het onderzoek geactualiseerd worden. Soms zal het onderzoek helemaal herhaald moeten worden, maar soms is een bureaustudie voldoende om inzicht te krijgen in de huidige situatie.
Dat is afhankelijk van het uitgevoerde onderzoek. Als dit onderzoek alleen toegespitst is geweest op het naburige gebouw kan dit niet gebruikt worden voor uw gebouw. Wanneer het onderzoek breder is opgezet en ook uw gebouw is beoordeeld op geschiktheid en nader onderzocht is, kan dit mogelijk wel. In de meeste gevallen zal het onderzoek van uw buur niet van toepassing zijn, omdat deze gericht is op het destijds aangevraagde plangebied. Een tweede reden dat het niet van toepassing is, kan zijn dat het onderzoeksrapport ouder is dan drie jaar.
BeSI staat voor Beschermde SoortenIndicator. BeSI kan gebruikt worden om in te schatten of er effecten zijn op beschermde soorten bij bepaalde werkzaamheden. BeSI is alleen geschikt om te gebruiken bij werkzaamheden op kleine schaal, zoals werkzaamheden aan en rondom het huis en in de tuin. In BeSI wordt gevraagd het plangebied in te tekenen op een kaart. We raden aan om dit gebied iets ruimer in te tekenen dan het daadwerkelijke plangebied. Zo worden mogelijk aanwezige beschermde soorten op de grens van het plangebied ook meegenomen in het rapport.
In het BeSI-rapport wordt rekening gehouden met 400 beschermde soorten. Bij werkzaamheden moet in principe met alle soorten en natuur rekening gehouden worden. Het BeSI-rapport is een signalerend rapport voor 400 soorten. Als uit het BeSI-rapport blijkt dat er mogelijk beschermde soorten aanwezig zijn, raden wij aan een ecologisch deskundige in te schakelen. Die kan een ecologische quickscan uitvoeren en mogelijk aanvullend onderzoek doen. Een BeSI-rapport is geen vrijbrief om de werkzaamheden zonder bezwaar uit te mogen voeren.
Meer informatie over BeSI kunt u vinden op deze website van BIJ12: https://www.bij12.nl/onderwerp/natuurinformatie/applicaties-en-databanken/beschermde-soortenindicator-besi/
In de vergunningcheck van het omgevingsloket staat – indien van toepassing – een link naar BeSI. BeSI is ook te bereiken via deze link: https://atlas.bij12.nl/WebViewer/index.html?viewer=BeSI_rapport
Heeft u vragen over uw BeSI-rapport? Dan raden wij aan telefonisch contact met ons op te nemen.
Er zijn veel ecologen te vinden. Een deel van deze adviseurs is aangesloten bij de brancheorganisatie het Netwerk Groene Bureaus. De leden van het netwerk kunt u vinden op hun website: www.netwerkgroenebureaus.nl/ledenlijst.
U bent niet verplicht een adviseur te gebruiken die is aangesloten bij het netwerk.
Nee, de controleronde moet maximaal twee dagen voor de werkzaamheden plaatsvinden om de kans zo klein mogelijk te maken dat tussen de controleronde en de uitvoering van de werkzaamheden de locatie weer geschikt wordt.
Het eerder uitvoeren van een extra controleronde kan wel plaatsvinden om eventuele verrassingen tijdens de controleronde te voorkomen. Daarbij kunnen eventuele problemen ook op tijd opgemerkt en mogelijk opgelost worden. Deze controleronde is echter wel extra en vervangt de controleronde maximaal twee dagen voorafgaande aan de werkzaamheden niet.
In Noord-Holland worden voor het ongeschikt maken van vleermuisverblijfplaatsen twee controlerondes opgelegd. Afhankelijk van de planning van de werkzaamheden kunnen deze rondes tegelijk uitgevoerd worden, maar soms ook met tijd er tussen. De eerste controleronde is erop gericht om te kijken of de maatregelen van het ongeschikt maken van de verblijfplaatsen goed werken en de vleermuizen het pand hebben verlaten. Deze ronde vindt plaats in het actieve seizoen; anders kan niet gesteld worden of de vleermuizen het pand hebben verlaten of nog aanwezig zijn. In sommige gevallen zit er ruime tijd tussen deze controleronde die in het actieve seizoen plaats moet vinden en de daadwerkelijke werkzaamheden. In deze periode kunnen er dingen zijn gebeuren waardoor het pand weer geschikt is geraakt voor vleermuizen. Dat kan bijvoorbeeld gebeuren als de exclusion flaps wegwaaien door een storm. Het pand is hierdoor weer geschikt en vleermuizen kunnen weer aanwezig zijn. Om uit te sluiten dat er dan vleermuizen kunnen worden verwond of gedood door de werkzaamheden, schrijven wij een tweede controleronde voor die vlak voor de werkzaamheden plaats moet vinden. Daarmee wordt geborgd dat de maatregelen nog effectief zijn en de (voormalige) verblijfplaatsen nog ongeschikt zijn.
Ja, in veel gevallen kan dat. Voor het plaatsen van kastjes of andere vormen van nest- of verblijfplaatsen heeft u in het algemeen geen vergunning voor het onderdeel natuur nodig. Afhankelijk van bijvoorbeeld locatie kunnen wel andere regels van toepassing zijn. U mag de huidige verblijfplaatsen pas ongeschikt maken nadat u een vergunning heeft of als uit het nader onderzoek blijkt dat geen overtreding van verbodsbepalingen plaatsvindt.
Een quickscan moet uit minimaal een bureauonderzoek en een veldonderzoek bestaan.
Veel gestelde vragen en meer informatie over (pre-)SMP in Noord-Holland kunt u vinden op de website van het servicepunt duurzame energie: Natuurvriendelijk isoleren - Servicepunt Duurzame Energie. Wij werken nog aan het toevoegen van informatie over (pre-)SMP op onze website.
Tijdelijke alternatieve verblijfplaatsen, bijvoorbeeld vleermuiskasten, moeten blijven hangen totdat de permanente alternatieve verblijfplaatsen functioneel zijn. Daarnaast zullen de tijdelijke en permanente verblijfplaatsen een periode tegelijk aanwezig moeten zijn. Dit geeft de vleermuizen de tijd om de nieuwe verblijfplaatsen te ontdekken (de ‘gewenningsperiode’). Hoe lang deze periode is, is opgenomen in de vergunning. Meestal is die periode een jaar.
Voordat de tijdelijke kasten worden verwijderd, moet gekeken worden of de kasten verlaten zijn. Dat is om het doden of verwonden van dieren te voorkomen. Tijdelijke kasten waarin vleermuizen op het moment van controleren aanwezig zijn, mogen niet verwijderd of ongeschikt gemaakt worden. U moet wachten tot de vleermuis zelf uitvliegt. Dat kan betekenen dat u moet wachten tot de vleermuis of vleermuizen de kast ’s avonds of ’s nachts hebben verlaten. Als de kast leeg is, kan deze worden weggehaald. Tijdelijke kasten waarin geen vleermuizen zijn vastgesteld, mogen meteen weggehaald worden. Let op: het moet gaan om tijdelijke alternatieve verblijfplaatsen die zijn aangebracht volgens voorschriften in een vergunning.
Voor het langer laten hangen van vleermuis- of nestkasten is er geen beperking vanuit de natuurwetgeving. Het aanbieden van meer verblijfplaatsen kan juist positief zijn voor het voorkomen van de soort.
Twijfelt u of kasten al weggehaald mogen worden? Neem dan contact met ons op.
Meer informatie over soortenbescherming is te vinden op de pagina Natuur op onze website onder het kopje ‘Bescherming van dier- en plantsoorten’.